Sinds de recente aanslagen in Frankrijk laaien ook in ons land discussies op over slepende kwesties. Samenlevingen zuchten onder tegenstellingen tussen cultuur en individu, en tussen groepen onderling. Individuen die zich ongehoord, buitengesloten of gekwetst voelen nemen het recht in eigen hand en doen soms de vreselijkste dingen. Ook organiseren groepen van extremisten zich om als groep terreurdaden te plegen.
Onze samenleving staat voor de enorme uitdaging om voor deze gewelddadige excessen een vreedzame uitweg te vinden.
Het maken en vertonen van cartoons over de gevoelige kwestie van de Islamitische profeet wordt vaak gezien als een vrije uiting van de mening. Door vrijwel ieder weldenkend mens wordt terreur vanwege een cartoon veroordeeld. Veel gelovige moslims echter blijven veel moeite hebben met dat vrije uitingsrecht.
Anders gelovigen kunnen zich redelijk inleven in wat de werking van een scherpe cartoon of andere creatieve uiting kan zijn. Niet altijd zijn de grenzen tussen humor, ironie, plagen, pesten en bittere ernst te onderkennen. En niet zelden kunnen de grenzen door elke groep anders getrokken worden.
Joden weten maar al te goed wat de verwoestende effecten waren van cartoons uit de jaren ’30 die joden tot mikpunt hadden in Duitse kranten. Nogal wat christenen liepen te hoop tegen toneelvoorstellingen in de jaren ‘70/’80 met de Messias hangend aan het kruis. Joden en christenen pleegden naar aanleiding van deze uitingen echter geen terreurdaden tegen onschuldige ongelovigen.
De Islam kent een veel jongere ontstaansgeschiedenis dan Jodendom en Christendom. In deze religies is al veel langer ervaring opgedaan met het schurende spanningsveld tussen vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, en de functies van vrije pers en vrije kunst. De discussie over deze kwesties in de moslimgemeenschap – gelovig of niet, want het is ook een culturele kwestie – moet intensief en uitgebreid gevoerd worden. Het is zeer aan te bevelen dat binnen moskeeën, ook en juist in de geloofsleer, het respect voor grondwet en rechtsstaat uitgedragen wordt.
Intussen moeten niet-moslims ook open staan voor de effecten van een uiterste opvatting over de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting mag niet ontaarden in de plicht tot kwetsen. Vrijheid van het individu wordt beperkt door de rechten van de naaste. Als ik naar de Stones wil luisteren op volumeknop 8, maar mijn buurvrouw heeft ‘last van het lawaai’, dan zet ik de knop op 2 of plug de koptelefoon in. Vrijheid en plicht gaan hand in hand.
Er zijn zoveel fijnzinniger en betere methoden om je islamkritiek te uiten dan mohammedcartoons. Of extreem gewelddadige cartoons. Is het verstandig en niet te veel gevraagd van docenten om lessen vrijheid van meningsuiting te geven aan de hand van vertoonde extreme uitingen die door sommige leerlingen van de klas als diep grievend worden beleefd? Als wonden in de samenleving nog zichtbaar zijn, dan moeten we ook de tijd nemen voor helen. Vrede kan niet zonder (zelf)beperking. En ook niet zonder (zelf)kritiek, spot en humor.