Het ouderschap en vooral het moederschap vergt veel. Werkkracht, liefde, regelmaat, zelfdiscipline, geduld, flexibiliteit, rust, fitheid. Niet iedereen kan dat altijd opbrengen. Niet iedereen heeft het geluk van voldoende steun van een partner, vrienden, familie. Niet iedereen heeft de vaardigheid om goed om te gaan met hulpverleners en instanties die het vaak goed bedoelen.
Het gaat dus wel eens mis. Een moeder haalt prioriteiten door elkaar, wordt verlaten, ziek of overspannen, raakt van het pad van rust en regelmaat, verwaarloost zichzelf, haar huis en onbedoeld haar kind. Huisarts of Jeugdbescherming grijpen in. Deskundigen bemoeien zich in de ogen van de moeder met haar kind. Instanties zien dat anders, zij vinden dat zij handelen in het belang van het kind. Het kind wordt via de rechter onttrokken aan de ouders en/of moeder. Het wordt uit huis geplaatst bij pleegouders.
Als het moet dan moet het. Er is een allesoverheersende rechtvaardiging die zelfs de onttakelende ingreep van het ontnemen van de ouderlijke macht overstijgt: het belang van het kind. Maar dan moeten we als hulpverlener, als bevoegde instantie, als samenleving, als naaste van de onttroonde moeder wel absoluut zeker weten dat die ingreep dat ook rechtvaardigt, dat die ingreep juist is, althans het minste van alle kwaden en het beste voor het kind.
In de tv-documentaire Goede moeders wordt nu juist aangetoond dat dit veel te vaak niet zo is. Dat moeders wier kind is ontnomen hun kind niet meer terugkrijgen omdat er geen dossier wordt bijgehouden van hun vorderingen als moeder. Er is simpelweg te weinig menskracht bij de Jeugdbescherming om de situatie bij alle moeders te monitoren, laat staan netjes te rapporteren aan de Raad voor de Kinderbescherming. En als er geen dossier wordt bijgehouden van hun vorderingen kan de rechter niet anders dan concluderen dat het kind niet terug mag naar de moeder. Of dat het nieuwe kind van de weer bevallen moeder ook moet worden afgestaan. Vreselijk voor haar.
In 2015 wilde het Rijk af van de uitvoering van de Jeugdzorg. De kosten liepen op en men vond het te complex. Dus werd de Jeugdbescherming overgeheveld naar de gemeenten om ‘maatwerk te leveren’. Tegelijkertijd werd het budget verlaagd. Decentralisatie plus een bezuiniging leidde tot organisatieproblemen. En een tekort aan goede begeleiding. Daarvan zijn te veel gezinnen, moeders en wellicht ook kinderen de dupe geworden.
Het plaatsen van een kind onder toezicht bij de Jeugdbescherming is een zwaar middel waar niet zomaar toe wordt overgegaan. Dat geldt des te meer voor het aanstellen van een voogd en het uitplaatsen van een kind bij pleegouders. De samenleving, dus de staat heeft de dure plicht om ervoor te zorgen dat waar mogelijk de band tussen biologische moeder en haar kind kan worden voortgezet en hersteld. Pijnlijk wrang wordt het voor een moeder als zij haar kind niet terugkrijgt omdat na verloop van tijd er zodanige hechting is tussen kind en pleegouders dat teruggaan naar de moeder slecht zou zijn voor het kind. Er zijn goede en minder goede moeders of zelfs moeders die slecht voor hun kind zorgden. Die laatste categorie verdient desondanks altijd een tweede kans om te bewijzen dat ze haar kind waard is. Daarom zou de wet haar nooit de ouderlijke macht mogen ontnemen, maar altijd een beroep op de rechter moeten gunnen. Dit kan door haar de ouderlijke macht te laten delen met die van de pleegouders. Biologische ouders en pleegouders zouden het kind altijd zoveel mogelijk samen moeten opvoeden. Een derde macht, de Jeugdbescherming, zou dan beslissingsmacht moeten hebben in die gevallen dat er onenigheid is over het kind tussen biologische ouders en pleegouders.
George schrijft: “daarom zou de wet haar nooit de ouderlijke macht moeten ontnemen ….” Maar “de wet” kan helemaal niets ontnemen. Hij dient hoogstens als juridische basis om tot een ontheffing uit de ouderlijke macht over te gaan. Overigens heb ik de indruk dat de jeugdzorg, net als vele andere zaken in het sociale domein, aanleiding tot treurnis geeft. Met dank aan het misplaatste neo-liberale beleid, dat er ten onrechte van uitgaat dat mensen altijd in staat zijn te doen wat politici voor juist houden.