We hebben maar één aarde

De meesten van ons kunnen zich het eerste moment van bewustwording goed herinneren. Natuurlijk, vóór dat moment leef je ook. In de baarmoeder, in de wieg, aan moeders borst, de box, de eerste stapjes, voorlezen op schoot of in bed, vage herinneringen aan tripjes, aan gezichten, stemmen en de vroegste klasjes. Maar er komt een tijdstip waarop je bewustzijn lijkt open te barsten, zoals een vlinder breekt uit haar cocon.

De ervaringen met dieren behoren tot mijn vroegst ingeprente. Onze Piepje – een zwart straathondje met een bruine bef en vrolijk krulstaartje – luid blaffend van plezier staand op zijn achterpootjes in de witbruisende branding. Krummel – onze cyperse kat – die zo hoog mogelijk boven de pick-up waarop Jules de Corte wordt gedraaid, minzaam neerkijkt op het pinda’s pellende gezin. De houtduif die tegen het raam was gevlogen en bij ons in een kartonnen doos tot leven moest worden gewekt. Het zieke zeehondje, dat door vader werd gevonden op het strand en bij ons werd verpleegd in de douchekuip, dat moest worden afgestaan aan Dierenpark Wassenaar, maar daar toch niet te redden bleek. 

Vanaf mijn achtste jaar kijk ik bewust naar vogels. We waren uit Den Haag verhuisd naar Baarn. Mijn moeder liet mij toen heel voorzichtig in een sparretje in onze tuin een broedende merel zien. Zwarte kraaloogjes, fijngetekende keelveertjes, kalm, moedig en trouw op haar vier blauwe eitjes. Die ervaring leerde mij ook mijn blik op mensen te intensiveren.

Ik kwam op een school met een hoofdmeester die hield van de gedichten van Guido Gezelle. En van vogels. Op een zaterdag nam hij me mee naar de Eempolder. Bij de dijk aangekomen legde hij zijn vinger tegen zijn lippen. We kropen tegen de helling op en gelijktijdig gluurden we over de rand de kwelder in. Daar zaten ze, de kemphanen bezig aan hun geheimzinnige baltsdans.

Allemaal wortelen we in Moeder Aarde, en we hebben er maar één. Behoedzaam omgaan met de natuur is een tweede leven geworden. Ede, waar ik ben neergestreken sinds 2002, heeft een groene omgeving. Dat brengt geluk, maar schept ook verplichtingen. In ons tuintje vlakbij een drukke weg, rekenen de vogels en egels op mijn vrouw en mij. We kweekten inheemse struiken en planten op, en het blad vegen we op de composthoop. De dieren kunnen er eten vinden en nestelen, en ze belonen ons met hun spel of zang.  

De boeken van Len Howard, een Britse violiste die haar tuinvogels tam maakte en namen gaf, brachten mij een aangename schok van herkenning. De natuurverhalen van Jack London prikkelden mijn verbeelding. Vincent van Gogh ontdekte ik als groots schrijver – zijn visie op licht, kleur en de natuur. Eerlijk gezegd vind ik zijn brieven nóg mooier dan zijn schilderijen.

Lezen is je ergens in verdiepen, in verliezen, je inzicht vergroten. Als meer mensen vaker lezen wordt de wereld daar niet slechter van. Hetzelfde geldt misschien wel voor het rondkijken en zwerven in de natuur. Als je ooit bent betoverd door zwarte kraaloogjes of kemphanen dan ben je verkocht. In elke struik, elk boomholletje kan een kraamkamertje verscholen zitten. En als je weet hoeveel wiegjes er in het bos vlak langs de snelweg schuilgaan, zul je die bomen nooit kappen.

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *